Mensen met een matige verstandelijke handicap:
De persoon met een matige verstandelijke handicap kan zich verbaal uiten,
maar zijn woordenschat is beperkt. Toch kun je met de persoon gesprekken voeren. Je moet er hierbij op bedacht zijn dat er
verschil bestaat tussen de passieve woordenschat en het actieve woordgebruik. Sommigen begrijpen veel meer dan ze zelf kunnen
zeggen, maar bij anderen is het juist het tegenovergestelde het geval. De persoon met een matige verstandelijke handicap kan
een redelijke mate van zelfredzaamheid bereiken.
Bij het aanleren van vaardigheden is het belangrijk dat je de persoon
met een matige verstandelijke handicap ervaring laat opdoen. Hij leert door te doen. De persoon met een matige verstandelijke
handicap kan meestal rekening houden met anderen. In contacten met anderen stelt de persoon met een matige verstandelijke
handicap zich nogal eens kritiekloos op. Je moet hierbij wel bedenken dat hem vaak ook niet geleerd is kritisch en mondig
te zijn, veel vaker is er sprake van een aangeleerde hulpeloosheid. In de zorg van mensen met een verstandelijke handicap
was tot zeer kort geleden eerder sprake van over bescherming dan van ondersteuning en aanmoediging. De motoriek van de persoon
met een matige verstandelijke handicap kenmerkt zich meestal door een zekere traagheid en houterigheid als gevolg van een
beperkte coördinatie. Bij mensen met een matige verstandelijke handicap is, gelet op de ervaringsfase, sprake van associatieve
en structurerende ervaringsfase. De associaties zijn hierbij, in vergelijking met mensen met een ernstige verstandelijke handicap,
minder star en kunnen ze ook meer ingewikkelde zaken betreffen. Met de structurerende ervaringsfase wordt bedoeld dat de persoon
met een matige verstandelijke handicap structuur kan herkennen en structuur aan kan brengen, of dat hij (de juiste) ordening
kan aanbrengen in een reeks handelingen. Zo bestaat ‘het opstaan’ uit een reeks handelingen die in de juiste volgorde
die moeten worden afgewerkt ( uit bed komen, nachtgoed uittrekken, wassen, scheren, verschonen en aankleden). Ditzelfde geldt
voor bijna alle handelingen. Bijvoorbeeld: koffie zetten, naar de wc gaan, boodschappen doen, enz. de mentale leeftijd die
uiteindelijk kan worden bereikt, is te vergelijken met die van een kind van 7 tot 9 jaar.
De volwassen persoon met een matige verstandelijke handicap is in zijn
woonsituatie aangewezen op begeleiding, zoals gegeven wordt in gezinsvervangend tehuis of sociowoning. De ene persoon heeft
daarbij mee begeleiding nodig dan de andere.
Wat betreft de dagbesteding kan hij meestal wel ongeschoold routine werk
verrichten in een beschutte omgeving. Hij bezoekt bijvoorbeeld een dagactiviteitencentrum of werkt op een sociale werkvoorziening.
Kinderen met een matig verstandelijke handicap bezoeken meestal een ZMLK school. Daarnaast is echter een groeiende groep kinderen
met een matige verstandelijke handicap die het reguliere basisonderwijs bezoekt.